Spullen vernielen, schreeuwen, slaan en schoppen, stoelen door de kamer gooien, brutaal reageren… Kinderen die opgroeien in onveiligheid, vertonen vaker en heviger ‘lastig gedrag’ dan kinderen die veilig opgroeien.
Wanneer een kind lastig gedrag laat zien, ligt het op de loer om te normeren. Je wilt tenslotte graag dat het ongewenste gedrag stopt. Grenzen stellen heeft vaak echter niet het gewenste effect: als je alleen maar een norm stelt, ga je voorbij aan de vraag waar het gedrag vandaan komt. Daarnaast bevestig je hiermee het vaak toch al negatieve zelf- en mensbeeld dat het kind door zijn situatie heeft ontwikkeld: ‘zie je wel, ik ben een slecht kind’.
Beheersmatig reageren op gedrag kan zeer ten koste gaan van de veiligheid in het contact tussen jou en het kind. Mag je dan nooit een grens stellen? Toch wel. Maar altijd vanuit warme betrokkenheid bij en met oog voor het kind, inclusief zijn ‘rugzak’:
- Kijk verder dan het gedrag. Ga op zoek naar de betekenis ervan: kwam dit agressieve gedrag voort uit paniek, boosheid of verdriet? Hoe komt het dat het kind zijn emoties op deze manier uit? Reageer niet zozeer op het gedrag zelf, maar vooral op de betekenis ervan: Ik kon zien dat je het heel moeilijk had. Zo moeilijk, dat je nu zelfs je lievelingsposter in stukjes hebt gescheurd.
- Verplaats je in het kind. Als je kijkt naar zijn levensverhaal, heeft hij misschien wel hele goede redenen om boos te zijn of om zich wanhopig, bang of in de steek gelaten te voelen? Neem die onderliggende emoties serieus en heb aandacht voor waar ze vandaan komen.
- Vat het gedrag van het kind niet persoonlijk op. Kinderen doen meestal niet expres lastig. Of wel, maar dan nog is hun gedrag meestal een onbewuste copingstrategie om met (andere) problemen om te gaan. Wees je bewust wat je het kind leert met jouw reactie: een gevoel van afwijzing kan op de loer liggen.
- Als het nodig is, begrens dan rustig en zonder kind te veroordelen. Dus niet: Ik snap dat je boos bent, maar dit kan echt niet; stop daar onmiddellijk mee! Maar wel: Ik snap dat je boos bent, dus we gaan eerst samen rustig worden. Kom maar mee; ik blijf bij je. Als een kind gekalmeerd is, kun je praten over wat er gebeurde. Waardoor raakte het kind zo in paniek? Waar was hij precies boos over? Hoe kun je hem een volgende keer helpen? Kan hij misschien wel even een stevige knuffel gebruiken? Of een extra potje voetbal?
- Stel jezelf de vraag: heeft dit kind (andere) professionele hulp nodig? Als het gedrag van het kind te vaak nauwelijks meer te hanteren is, is er misschien (andere) professionele hulp nodig. Bijvoorbeeld traumabehandeling, zodat het brein kan kalmeren. Of PMT of andere lichaamsgerichte therapie, zodat de stress op een andere manier het lijf uit kan en aan onderliggende problemen gewerkt kan worden.
Kinderen die kindermishandeling meemaken, gedragen zich niet allemaal hetzelfde. Aan sommige kinderen merk je überhaupt niets bijzonders. Er is dus geen standaard recept voor het interpreteren van gedrag. Wel is het altijd goed om je te realiseren dat er meer kan zitten achter gedrag dan je op het eerste gezicht zou denken. In hoofdstuk 3 en 12 van het Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling, kun je daar meer over lezen.