Als je in gesprek gaat met een kind over zijn thuissituatie, wil je graag dat hij zich zoveel mogelijk op zijn gemak voelt. Hoe krijg je dat voor elkaar, terwijl je weet dat je over beladen onderwerpen zult praten? Hoe doe je dat met de kleintjes: wel of geen ouder erbij? En de pubers: willen die eigenlijk wel praten?
Als een gesprek gepland is, kun je vooraf aandacht besteden aan het creëren van een veilige setting. En ook als een kind uit zichzelf naar je toe komt, kan het handig zijn om ter plekke even stil te staan bij de randvoorwaarden die dit gesprek nodig heeft. Een aantal dingen om over na te denken in het kader van het creëren van een veilige setting:
- Wanneer en waar voer je het gesprek? Bij het kind thuis, op school, op je kantoor, buiten, in een speelkamer, onderweg naar de ene of de andere ouder, in het speeltuintje vlakbij… Voor sommige kinderen is de eigen kamer het meest vertrouwd. Voor andere kinderen kan het juist weer minder prettig zijn als bijvoorbeeld de ouders elk moment binnen kunnen lopen. Als het kan: vraag dan eens aan het kind wat hij het fijnst vindt.
- Wie wil je bij het gesprek (en wie juist niet)? Bij vermoedens van kindermishandeling is het altijd raadzaam om in elk geval een poging te doen om het kind (ook) los van zijn ouders te spreken, zodat hij meer vrijuit kan praten. Hele jonge kinderen voelen zich vaak meer op hun gemak als er iemand bij is die ze kennen. Kan dat in dit geval één van de ouders zijn, of juist niet? Kan het ook een broer, zus, juf of ander vertrouwd persoon zijn? Of is het voldoende als die vertrouwde persoon meteen na het gesprek weer beschikbaar is?
- Welke activiteit kun je doen tijdens het gesprek? Spelen, een ijsje eten, een wandeling, een klusje of een andere activiteit kunnen de spanning die zo’n gesprek oproept helpen reduceren. Afhankelijk van je functie en bijbehorende taak kun je daar op verschillende manieren invulling aan geven. Wees creatief! Zet kinderen in elk geval niet in een kantoortje op een stoel, terwijl ze je aan moeten kijken…
- Wat vertel je in je introductie? Vertel in elk geval kort waarom je met het kind wilt praten. Verwoord daarbij naar het kind ook altijd de intentie die je hebt met het gesprek. Bijvoorbeeld: Ik hoorde van je juf dat je op school steeds in slaap valt. Dus ik vroeg me af hoe dat komt. Daar wil ik even met je over praten, om te zien of ik je misschien kan helpen. En, afhankelijk van je taak en de functie van het gesprek: Je mag me alles vertellen en ik zal altijd mijn best doen om je te helpen. Als ik denk dat het belangrijk is dat anderen er ook van weten, zodat we je beter kunnen helpen, dan bespreek ik dat altijd eerst met jou.
- Ieder kind is anders. Voor alles geldt: stem je af op het individuele kind met wie je in gesprek gaat. Wat het ene kind fijn vindt, helpt het andere kind juist helemaal niet. Gelukkig kunnen kinderen zelf vaak goed aangeven wat ze wel en niet prettig vinden. Dan moet je er natuurlijk wel gewoon even naar vragen 😉
Meer lezen over hoe je veiligheid creëert in een gesprek? In het Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling staan nog meer tips beschreven.