Als kinderen een verstandelijke beperking hebben, kun je dan wel met ze praten over (signalen van) kindermishandeling? Belasten we ze daarmee niet teveel? Zijn hun uitspraken wel betrouwbaar? Deze en andere vragen kunnen je ervan weerhouden om het gesprek met deze kinderen aan te gaan. En dat is jammer!
Kinderen met een lichte of matige verstandelijke beperking kunnen zich enorm buitengesloten voelen als er van alles voor hen wordt bepaald en niet met ze wordt besproken. Ook kunnen ze zich minderwaardig voelen ten opzichte van anderen (bijvoorbeeld broertjes of zusjes die wel naar een reguliere school gaan). Wanneer je deze kinderen niet betrekt bij wat er gebeurt in het gezin, kan dat het minderwaardige gevoel versterken.
Om met een kind met een verstandelijke beperking in gesprek te kunnen gaan over zijn thuissituatie, is het uiteraard wel een voorwaarde dat hij over taal beschikt. Als je dagelijks werkt met kinderen met een verstandelijke beperking, leer je mettertijd hun individuele bijzonderheden en ‘gebruiksaanwijzing’ kennen. Als jeugdhulpverlener, jeugdbeschermer of onderzoeker van de veiligheid in het gezin, heb je dat voordeel (aanvankelijk) niet.
Op welke manier kun je daar rekening mee houden in gesprekken over (vermoedelijke) onveiligheid in de thuissituatie?
- Betrek iemand bij het gesprek die het kind goed kent. Nodig een ouder of een vertrouwde leerkracht of begeleider bij het gesprek uit en/of bespreek het gesprek voor- of na met deze persoon. Vraag wat belangrijk is om te weten over (praten met) dit kind en bespreek hoe je het kind kunt kalmeren als hij tijdens het gesprek overstuur raakt.
- Communiceer helder. Formuleer kort, concreet en eenduidig, maak gebruik van herhaling en pas je tempo van spreken aan: kinderen met een verstandelijke beperking hebben doorgaans veel meer tijd nodig om informatie te verwerken dan je gewend bent van andere kinderen van dezelfde leeftijd.
- Maak gebruik van hulpmiddelen ter ondersteuning. Visuele ondersteuning (gebaren, picto’s, duplopoppetjes, tekenen) kan een kind helpen vertellen wat er in hem omgaat. Ook schaalvragen kunnen soms goed werken, waarbij een kind met cijfers of met smiley’s de (intensiteit van de) emotie kan aangeven of kan vertellen hoe hij vindt dat het gaat met (de hulpverlening in) het gezin. Met een tekening, verhaaltje of boekje met daarin het verhaal van het kind of de verschillende stappen die nog gaan komen, kun je je boodschap of het proces verduidelijken.
- Hou rekening met een verschil tussen ‘kunnen’ en ‘aankunnen’. Veel kinderen met een verstandelijke beperking ontwikkelen zich in verschillend tempo op verschillende gebieden. Wanneer een jongere bijvoorbeeld het taalbegrip heeft van een twaalfjarige, wil dat zeker niet zeggen dat hij ook de bij die leeftijd passende sociale en emotionele vaardigheden heeft. Let sensitief op emoties en grenzen, zodat je daar adequaat op kunt reageren.
- Verbind het kind aan zijn netwerk. Vaak is het handig om iemand uit het eigen netwerk van het kind te betrekken bij wat er is besproken, zodat die persoon er met het kind op kan terugkomen, zaken opnieuw uit kan leggen, later opkomende vragen kan beantwoorden en het kind kan steunen. Dit kan dezelfde persoon zijn als met wie je samen dit gesprek voert en/of voorbespreekt.
Kinderen met een verstandelijke beperking lopen extra risico om te maken te krijgen met kindermishandeling. Ook zij verdienen een stem. Betrek hen dus ook bij wat er gebeurt in en om het gezin.
Meer lezen over hoe je in gesprek gaat met kinderen met een verstandelijke beperking? Lees meer tips (óók over praten met ouders met een verstandelijke beperking!) in het Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling. Het Praatboek, bedoeld voor basisschoolkinderen die te maken krijgen met veiligheidsafspraken, kan ook behulpzaam zijn voor iets oudere kinderen met een licht verstandelijke beperking.