Relatief veel kinderen die opgroeien met geweld, verwaarlozing of misbruik, raken daardoor getraumatiseerd. Ze hebben last van spanningsklachten, zoals nachtmerries en prikkelbaarheid. Ook kunnen ogenschijnlijk kleine triggers zorgen voor paniek. Zoals een beeld, geluid of geur waardoor het kind meteen wordt teruggeworpen in een traumatische herinnering.
Tenzij je traumabehandelaar bent, kun je dit niet zomaar ‘oplossen’ voor een kind. Wel kun je in je gesprekken met deze kinderen rekening houden met wat een traumabrein nodig heeft. Een traumabrein is altijd op z’n hoede: klaar voor gevaar. Dat kost heel veel energie. Hoe help je een traumabrein te kalmeren? Deze tips kunnen daarbij helpen:
- Maak de situatie voorspelbaar. Als je al steeds op je qui-vive bent, is het fijn als je zoveel mogelijk weet wat je kunt verwachten. Een gesprek vooraf aankondigen, een vaste volgorde of bepaalde kleine rituelen inbouwen, je houden aan de afgesproken tijd, een kind concreet voorbereiden op een volgende stap, vertellen wat je hierna gaat doen en zelfs een terugkerend grapje of onderonsje kunnen daarbij helpen.
- Wees transparant. Ondertitel je intenties en je handelingen. Wat is de reden dat je hier met een kind over wilt praten? Wat wil je bereiken voor het kind en zijn gezin? Wat gebeurt er met de dingen die je opschrijft? Waar heeft het kind wel en geen invloed op? Zomaar uitgaan van jouw goede intenties is voor veel van deze kinderen verre van vanzelfsprekend.
- Geef ruimte aan emoties. Als kinderen prikkelbaar zijn, heftig reageren of juist helemaal dichtklappen, kan dat een teken zijn van onrust door allerlei emoties die door het kind heen gaan. Geef woorden aan wat je ziet, wees benieuwd en reageer kalm: elke emotie mag er zijn, ook al wordt die in jouw ogen misschien niet op een handige manier geuit. Begrenzen hoeft lang niet altijd. Soms juist wel, omdat een kind zich anders verliest. Zorg dan voor een kalme, niet-normerende begrenzing en blijf ruimte geven aan wat het kind op dat moment nodig heeft: even huilen, stampen, samen rustig ademhalen of juist afleiding zoeken…
- Geef regie. Niets zo bedreigend voor een traumabrein als controleverlies. En dat ligt op de loer als je ingrijpt om de thuissituatie te helpen verbeteren. Zorg er dus altijd voor dat je het kind op onderdelen regie geeft over het proces en de invulling daarvan. Bijvoorbeeld over welke détails op welke manier wel of niet gedeeld worden met anderen, wat hij in elk geval níet wil, welke knuffel hij mee wil nemen naar het spannende gesprek, waar het gesprek plaatsvindt of wat het kind wil doen tijdens het gesprek: liever een tekening maken, lego bouwen of buiten een balletje trappen?
- Respecteer de grenzen van het kind. Niet aanraken als hij dat niet prettig vindt, niet dwingen tot praten, erbij blijven in plaats van afzonderen, je houden aan wat je het kind hebt beloofd, geen druk uitoefenen op welke manier dan ook. Wees niet de zoveelste die de grenzen van het kind overschrijdt, maar laat zien dat je het kind – inclusief zijn grenzen – respecteert.
Het beste medicijn voor een traumabrein is uiteraard traumabehandeling. Als een kind traumaklachten heeft, doe dan altijd je best om traumabehandeling te organiseren. Ook na (geslaagde) traumabehandeling kunnen kinderen nog veel tijd nodig hebben om een positiever zelf-, mens- en wereldbeeld te ontwikkelen. Zorgvuldig omgaan met het kind, zijn verhaal, gevoelens, wensen en grenzen blijft dus ook na traumabehandeling van groot belang.
Meer lezen over trauma, gehechtheid en (omgaan met) gedrag? In hoofdstuk 3 en 12 van het Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling kun je er meer over lezen.