‘Soms twijfel ik of het echt waar is wat dit meisje vertelt, of dat ze het verzonnen heeft.’ ‘Jonge kinderen halen fantasie en werkelijkheid door elkaar. Hoe weet ik dan of het klopt wat een kind vertelt?’ ‘De ouders zeggen ook dat hij een rijke fantasie heeft, dus nu weet ik niet of ik zijn verhaal wel moet geloven.’
Soms is het moeilijk te beoordelen in hoeverre een gebeurtenis werkelijk heeft plaatsgevonden op de manier zoals het kind vertelt. Soms maken détails ook niet zoveel uit. Soms juist wel. Het kan helpen om deze punten in gedachten te houden:
- Ook jonge kinderen zijn betrouwbare getuigen. Ondanks wat we soms geneigd zijn te denken, blijkt uit onderzoek en ervaring dat kinderen al vanaf 3 à 4 jaar in staat zijn om accuraat te vertellen over gebeurtenissen (en ook in de rechtszaal als betrouwbare getuigen worden gezien).
- De betrouwbaarheid van het verhaal hangt mede af van jou. Kinderen zijn beïnvloedbaar. Let er dus vooral op welke vragen je stelt en hoe je reageert op de antwoorden van het kind. Zeker als je bezig bent met feitenonderzoek of als er nog een feitenonderzoek kan volgen.
- Er is een verschil tussen feiten en beleving. Als kinderen dingen meemaken die indrukwekkend zijn of die ze niet helemaal begrijpen, vullen ze de werkelijkheid soms aan of in met hun eigen fantasie. Het magisch denken van kinderen kan ervoor zorgen dat ze andere verbanden leggen dan jij als volwassene zou doen. Schenk altijd aandacht aan de gedachten en gevoelens van het kind, zonder hem ‘af te rekenen’ op feiten uit zijn verhaal.
- Een realitycheck kan helpen. Ga na of het kind het verschil begrijpt tussen fantasie en werkelijkheid. Bijvoorbeeld door te vragen of dieren kunnen praten en hoe het dan kan dat de vissen uit de film Dory wél kunnen praten. Vervolgens, als je merkt dat een kind het verschil snapt, kun je afspreken dat je nu wilt praten over dingen die echt zijn.
- Er zijn meestal meerdere bronnen. Het kan lastig zijn als je niet goed kunt inschatten wat de waarde is van wat het kind vertelt. Maar als je je zorgen maakt om een kind, ben je meestal niet alleen afhankelijk van zijn verhaal. Je ziet ook de ouders, de interactie tussen kind en ouders, ziet misschien gedrags- of andere signalen en als je bij Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming werkt, doe je ook navraag bij andere professionals die bekend zijn met het gezin.
Vooral jonge kinderen maken veel gebruik van hun fantasie. Doe hun verhalen echter niet te snel af als verzinsels. Oók als een verhaal vreemd is of onlogisch, kan het (deels of geheel) waar zijn. Meer tips voor praten met jonge kinderen vind je hier. Ook in het Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling vind je meer tips voor leeftijdsgericht communiceren met kinderen.